Het preventief gebruik van mondneusmaskers door patiënten in de huisartsenpraktijk kan het landelijk beleid volgen, mits aan de basismaatregelen wordt voldaan. Gezien de dalende prevalentie van het aantal SARS-CoV-2 infecties is het advies van NHG, LHV en InEen dat patiënten zonder mondneusmasker de praktijk kunnen betreden, tenzij er sprake is van een bewezen COVID-19-infectie of verdenking is op COVID-19, of redenen zijn voor thuisquarantaine. Telefonische scheiding van patiëntenstromen non-COVID-19 en (mogelijk) COVID-19 blijft geadviseerd.
Het gebruik van mondneusmaskers in openbare/publieke ruimtes is per 26 juni 2021 gestopt aangezien het landelijk risiconiveau is gedaald tot zorgelijk, met uitzondering van het openbaar vervoer, personenvervoer en vliegverkeer. Het gebruik van mondneusmaskers door patiënten in de huisartspraktijk kan daarom ook worden aangepast, met inachtneming van de basisregels die gelden in de praktijk:
- Testen bij klachten
- Hand- en hoesthygiëne (en geen handen schudden)
- 1,5 meter afstand houden
- Goede ventilatie
Voor patiënten met een bewezen COVID-19-infectie of met verdenking op COVID-19 – of wanneer er redenen zijn voor thuisquarantaine – blijft een chirurgisch mondneusmasker geadviseerd.
Een huisartsenpraktijk kan redenen hebben om een strenger beleid te voeren, bijvoorbeeld:
- er is een hogere regionale/lokale prevalentie van SARS-CoV-2 infecties;
- in een regio met een lage(re) vaccinatiegraad voor SARS-CoV-2;
- kwetsbare huisartsen/praktijkmedewerkers;
- een pand waarbij 1,5 meter afstand niet geborgd kan worden;
- een populatie waarbij een betrouwbare telefonische inschatting van de kans op COVID-19 niet uitvoerbaar is.
Uiteindelijk is het te voeren beleid binnen zorginstellingen, waaronder huisartsenpraktijken, aan de zorginstelling zelf.
Zodra er meer helderheid is over het gebruik van PBM door zorgverleners en het scheiden van patiëntenstromen in relatie tot de dalende prevalentiecijfers, berichten we hierover.