Antigeen(snel)testen COVID-19
De diagnose COVID-19 wordt in de eerste lijn gesteld op basis van een positieve PCR-test. Door de toegenomen vraag naar testen is de huidige PCR-testcapaciteit in de GGD-teststraten te beperkt om aan de volledige vraag te kunnen voldoen. Dit leidt tot knelpunten bij het snel en tijdig inplannen, testen en terugrapporteren van de uitslag van de PCR-test. Er is een grote vraag naar alternatieven in de vorm van snellere testen, ook onder huisartsen. Er zijn daarom veel vragen over de antigeen(snel)testen. In het document ‘Antigeen(snel)testen COVID-19’ kunt u hier meer over lezen. Zie ook ‘Aanvullend onderzoek’.
Voor het stellen van de diagnose COVID-19 bij personen met klachten in de huisartsenpraktijk heeft de PCR-test nog steeds de voorkeur boven de antigeen(snel)test.
Indien u gebruik maakt van een antigeen(snel)test, dan adviseren wij het volgende:
- Gebruik een antigeen(snel)test alléén bij personen met klachten die kunnen passen bij COVID-19, bij voorkeur in de eerste week van ziek zijn.
- Maak géén gebruik van antigeen(snel)testen bij personen zonder klachten of symptomen.
- Indien u een antigeen(snel)test gebruikt, let dan op de ‘randvoorwaarden voor uitvoeren van antigeensneltesten’ (zie kader onderin het document ‘Antigeen(snel)testen COVID-19’) waaronder het gebruik van een gevalideerde sneltest.
- Draag bij afname en verwerking van de test volledige PBM (zie Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)).
- Interpreteer een positieve sneltest bij personen met klachten of symptomen als voldoende bewijs voor COVID-19; geef de bijbehorende adviezen en meld de infectie bij de GGD. Voor de maatregelen naar aanleiding van een melding van een bevestigde patiënt, zie de LCI-richtlijn COVID-19.
- Controleer een negatieve sneltest bij personen met klachten of symptomen met een PCR-test.
- Adviseer zorgmedewerkers met klachten en een negatieve sneltest in afwachting van de uitslag van de PCR test om de adviezen van de LCI te volgen: totdat de testuitslag bekend is, moet de persoon met klachten thuisblijven. Als deze persoon koorts en/of benauwdheid heeft, dan moeten ook alle huisgenoten thuisblijven tot na de testuitslag.